Ten gevolge van de hervorming van het ondernemingsrecht wordt een nieuw (moderner) ondernemingsbegrip ingevoerd. Dat zal onder andere een belangrijke impact teweegbrengen op uw maatschap!
Ten gevolge van de hervorming van het ondernemingsrecht wordt een nieuw (moderner) ondernemingsbegrip ingevoerd. Overeenkomstig het gewijzigd Wetboek Economisch Recht (WER), zal elk van volgende organisaties als een onderneming worden beschouwd:
a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
b) iedere rechtspersoon;
c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
Door de uitbreiding van het begrip ‘onderneming’ naar ‘iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid’, zal ook de maatschap als een onderneming worden beschouwd voor de toepassing van het ondernemingsrecht.
Voormeld nieuw formeel ondernemingsbegrip werd door de wet van 11 augustus 2017 ingevoerd als aanknopingspunt voor de toepassing van het nieuw insolventierecht dat in werking is getreden op 1 mei 2018. De maatschap zal dus in beginsel onderworpen zijn aan het insolventierecht en kan zowel failliet verklaard worden, als het voorwerp uitmaken van een procedure van gerechtelijke reorganisatie. De maatschap zal voortaan dan ook onderworpen zijn aan de specifieke aansprakelijkheidsgronden die verbonden zijn aan het faillissement, zoals de oprichtersaansprakelijkheid wegens kennelijk ontoereikend kapitaal of de bestuursaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement.
De wet van 15 april 2018 houdende de hervorming van het ondernemingsrecht, die in werking treedt op 1 november 2018, voert deze nieuwe definitie van het begrip ‘onderneming’ in als algemeen aanknopingspunt voor de toepassing van het ondernemingsrecht. Voor de maatschap heeft dit concreet deze gevolgen:
- Afschaffing onderscheid burgerlijke en handelsvennootschap. Het onderscheid tussen handelsvennootschappen en burgerlijke vennootschappen wordt afgeschaft. Elke vennootschap, dus ook de maatschap, is zonder onderscheid een onderneming in de zin van artikel I.1,1° WER.
- Hoofdelijke aansprakelijkheid. Op heden zijn enkel de maten van een ‘commerciële’ maatschap hoofdelijk gehouden voor de schulden van de maatschap. Dit principe zal n.a.v. het gewijzigd ondernemingsrecht vanaf 1 november 2018 gelden voor elke maatschap, ook voor maatschappen die op heden als ‘burgerlijk’ worden aangemerkt. Vanaf dan zal iedere maat van een maatschap voor het geheel van de schulden van de maatschap kunnen worden aangesproken. Van deze aansprakelijkheid kan niet worden afgeweken dan door een uitdrukkelijk beding in de met de betrokken schuldeiser gesloten overeenkomst.
- Bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank. De voormalige rechtbank van koophandel wordt omgevormd tot de ondernemingsrechtbank, die in principe bevoegd zal zijn voor alle geschillen tussen ondernemingen in de zin van artikel I.1,1° WER, dus ook voor de maatschap.
- Toepassing KBO-verplichtingen. Een maatschap zal zich vanaf 1 november 2018 voor de aanvang van haar activiteiten moeten registreren bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De maatschap zal n.a.v. de inschrijving in de KBO in principe een ondernemings- of vestigingseenheidsnummer ontvangen. Bestaande maatschappen beschikken over een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de wet op 1 november 2018, om zich in die hoedanigheid bij een ondernemingsloket van hun keuze te laten inschrijven.
- Toepassing boekhoudkundige verplichtingen. De maatschap wordt n.a.v. het gewijzigd ondernemingsrecht boekhoudplichtig (artikel III.82, §1, 2° WER). Overeenkomstig het gewijzigd artikel III.85, §1 WER kan een maatschap waarvan de omzet over het laatste boekjaar (exclusief btw) “een door de Koning bepaald bedrag niet overschrijdt”, een vereenvoudigde boekhouding voeren voor zover alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde worden geregistreerd in tenminste drie dagboeken: een financieel dagboek, een inkoopboek en een verkoopboek. De maatschap moet in dit geval bovendien ten minste eens per jaar een inventaris opmaken van alle bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen en alle bronnen bestemd voor de uitbating. Op basis van de dagboeken en de inventaris wordt er een jaarrekening opgemaakt.
Overeenkomstig artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 12 september 1983 mogen “de natuurlijke personen die koopman zijn, de vennootschappen onder firma en de gewone commanditaire vennootschappen” een vereenvoudigde boekhouding voeren als hun omzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, over het laatste boekjaar, 500.000 euro niet overtreft. Wij nemen aan dat deze drempel van 500.000 euro ook van toepassing zal zijn voor de maatschap overeenkomstig het gewijzigd toepassingsgebied van de boekhoudplichtige ondernemingen.
Een maatschap die een hogere omzet realiseert, zal overeenkomstig het gewijzigd ondernemingsrecht in principe een volledige (dubbele) boekhouding moeten voeren.
De gewijzigde bepalingen aangaande de boekhoudplichtige ondernemingen zijn voor bestaande maatschappen in principe van toepassing vanaf het eerste volledige boekjaar dat aanvangt na het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de wet op 1 november 2018. Maatschappen die hun activiteiten aanvatten vanaf 1 november 2018 zullen de nieuwe regels meteen moeten toepassen.